Gedicht: Puberteit

 

Levensfasen

De jongens van mijn leeftijd zijn
opeens te schreeuwerig en te klein.
Ik heb altijd met ze gespeeld,
gevoetbald en het snoep gedeeld,
met ze geklommen over muren
en aangebeld bij boze buren.
Maar nu ben ik hun vriendschap kwijt,
want ik zit in de PUBERTEIT.

Mijn moeder zegt: "Wat ben je sip?"
en ze bekijkt me vol begrip,
net of ze alles van mij weet.
Mijn vingers op het tafelkleed
trekken dan vierkanten en kringen
en ik zeg heel gemene dingen
en ik heb al van tevoren spijt,
zo gaat dat in de PUBERTEIT.

Op avonden met prachtig weer,
wanneer ik dus mijn huiswerk leer,
hoor ik beneden in de straat
de kinderen met hun kinderpraat.
Ik weet hun spelletjes, hun regels,
en al hun tekens op de tegels,
en vraag me af, in eenzaamheid,
hoe lang dat duurt, zo'n PUBERTEIT.

Willem Wilmink